Friday, March 23

Spaans, Preterito Indefinido!

Buenos dias, mi queridos lectores!

Vandaag is het de tijd voor de verleden tijd Preterito Indefinido.
Om de goede volgorde aan te houden, heb ik twee of drie berichten terug zie
Informatie over de Presente, een rijtje gemaakt met daarin het schema waarin
ik publiceer over de Spaanse taal.
Ben je dus geïnteresseerd check dan af en toe dit web-log.
Genoeg gepraat, aan het werk!

Successsss!


Preterito indefinido

1Deze tijd wordt ok wel Perfecto Simple of Pretérito Definido genoemd.
Deze verleden tijd van het werkwoord wordt gebruikt voor het aangeven
van een handeling of situatie die in het verleden van beperkte duur was.
Dat wil zeggen: Het begin of het einde wordt erbij aangegeven of erbij
gedacht. Er wordt geen relatie gelgd met het heden.

Bijv.
El año pasado vi muchas veces a tu hermana.
Vorig jaar heb ik je broer vaak gezien.

Anne vivió en Alemania más de veinte años.
Anne heeft meer dan twintig jaar in Duitsland gewoond.


2Deze verleden tijd wordt ook wel gebruikt om opeenvolgende
gebeurtenissen uit het verleden op te sonmmen, bijvoorbeeld in
levensbeschrijvingen.

Bijv.

Juan se encontró con Anna, se casó con ella, y se mudó a Sevilla.
Juan ontmoette Anna, trouwde met haar en verhuisde naar Sevilla.

3 De Pretérito Indefinido wordt vaak gebruikt met tijdsaanduidingen als
ayer, la semana pasada, el año pasado, en abril, el lunes pasado,
en 1945, hace tres meses, etc.
Deze tijdsaanduidingen verwijzen naar een tijdvak in het verleden dat reeds
is afgesloten.

Bijv.
La semana pasada vi a tu hermano en el teatro.
Vorige week heb ik je broer in de schouwburg gezien.

Regelmatige werkwoorden en hun vervoeging:

HABL-AR: Hablé, hablaste, habló, hablamos, hablasteis, hablaron.
COM-ER: Comí, comiste, comió, comimos, comisteis, comieron.
VIV-IR: Viví, viviste, vivió, vivimos, vivisteis, vivieron.

Onregelmatige werkwoorden en hun vervoeging:

Andar, anduve, anduviste, anduvo, anduvimos, anduvisteis, anduvieron.
Conducir, conduje, condujiste, condujo, condujimos, condujisteis,
condujeron.
Dar, di, diste, dio, dimos, disteis, dieron.
Decir, dije, dijiste, dijo, dijimos, dijisteis, dijeron.
Dormir, dormí, dormiste, durmió, dormimos, dormisteis, durmieron.
Estar, estuve, estuviste, estuvo, estuvimos, estuvisteis, estuvieron.
Hacer, hice, hiciste, hizo, hicimos, hicisteis, hicieron.
Ir, fui, fuiste, fue, fuimos, fuisteis, fueron.
Leer, leí, leíste, leyó, leímos, leísteis, leyeron.
Pedir, pedí, pediste, pidió, pedimos, pedisteis, pidieron.
Poder, pude, pudiste, pudo, pudimos, pudisteis, pudieron.
Poner, puse, pusiste, puso, pusimos, pusisteis, pusieron.
Querer, quise, quisiste, quiso, quisimos, quisisteis, quisieron.
Saber, supe, supiste, supo, supimos, supisteis, supieron.
Ser, fui, fuiste, fue, fuimos, fuisteis, fueron.
Tener, tuve, tuviste, tuvo, tuvimos, tuvisteis, tuvieron.
Traer, traje, trajiste, trajo, trajimos, trajisteis, trajeron.
Venir, vine, viniste, vino, vinimos, vinisteis, vinieron.

Net als conducir: producir, traducir, reducir.
Net als dormir: morir(se).
Net als hacer: rehacer.
Net als leer: caer(se), construir, contribuir, creer, destruir, disminuir,
huir, oir.
Net als pedir: advertir, conseguir, corregir, despedir, divertirse, elegir,
impedir, preferir, referirse, reír(se), reñir, seguir, sentir, servir, vestir(se).
Net als poner: componer, disponer, proponer, suponer.
Net als saber: caber.
Net als tener: contener, detener(se), mantener, obtener.

*Werkwoorden met een van schrijfwijze in de eerste persoon enkelvoud
van de Preterito Indefinido,
(Om de uitspraak van de eindmedeklinker van de stam te handhaven):

1Buscar, busqué, buscaste, buscó, buscamos, buscasteis, buscaron.
2Llegar, llegué, llegaste, llegó, llegamos, llegasteis, llegaron.
3Cruzar, crucé, cruzaste, cruzó, cruzamos, cruzasteis, cruzaron.

Net als 1: acercar, equivocarse, tocar.
Net als 2: jugar, negar, pagar.
Net als 3: comenzar, empezar, organizar.

1De indefinido vormen van ir en ser zijn hetzelfde: fui, fuiste enz.
Een richtingsaanduiding.
Bijv.Met het voorzetsel a duidt erop dat het om een vorm van ir gaat.

Ayer no fui a clase de español.

2Samengestelde werkwoorden worden net zo vervoegd als de
werkwoorden waarvan ze zijjn afgeleid.
Bijvoorbeeld: componer, prponer, etc. volgen de vervoeging van poner,
Ook in de Preterito Indefinido:
Jaime propuso ir al cine.- Jaime stelde voor om naar de film te gaan.

De voorgenoemde werkwoorden die zijn aangegeven zijn alleen de gangbare
En zijn niet alle onregelmatige werkwoorden in deze tijd.

Met deze tekst zul je het moeten doen vandaag, misschien heb je nog
tijd om oefeningen en andere informatie op het net te zoeken.
Oefen veel en wees niet lui dat is mijn tip voor het leren van Spaans.

LINX:

Buitenlandse talenscholen

Lesgeven in het Engels en een andere taal leren

Spaanse lessen

Hasta la pasta!

No comments: